Lopen als God in Frankrijk
Door: Arlen
Blijf op de hoogte en volg Arlen
24 Juni 2006 | Frankrijk, Outines
De twee vrouwen aan wie ik de vraag stel kijken op. Ze komen net van het kleine kerkhofje af dat voor de kerk van Outines ligt en hebben een emmertje en wat schoonmaakspullen bij zich. Alsof ze zich door de spullen die ze bij hebben al hebben verraden mompelen ze een voorzichtig ja.
'Weet u waar mevrouw Collot woont?'
'O, ja daar, op nummer 1.'
De oudste van de twee vrouwen, moeder en dochter denk ik, wijst naar het huis recht achter ons. We zijn op zoek naar onderdak voor vanavond en tot dusver waren de 'gites' in Outines niet voor ons beschikbaar. Mevrouw Collot is onze laatste kans.
'Oui, bienvenue! Entree, entree.'
Mevrouw Collot is een stevige grijze vrouw. Ze heeft een blauw keukenschort aan en haar eeltige handen, waarmee ze me een ferme handdruk geeft, zitten onder het vuil. Alsof ze uit haar moestuin komt.
'Ga zitten. Willen jullie wat drinken?'
Mijn ogen moeten nog wennen aan de donkere keuken. De zon schijnt volop buiten en de houten luiken voor de ramen staan slechts op een kier. Het is heerlijk koel binnen en het contrast met de felle hete zon buiten is enorm. Als in een reflex wil ik 'koffie' antwoorden, maar het dringt net op tijd tot me door dat ik daar geen zin in heb.
'Water' zegt Jeannette.
Terwijl ze de koelkast opent om er een fles koud water uit te halen vraagt ze of we ver gelopen hebben vandaag. Jeannette vertelt dat we van Vitry-le-Francois vandaan komen, een tocht van ongeveer 30 kilometer. Vanochtend hebben we nog koffie kunnen drinken in een dorpje, maar verder zijn we onderweg niets tegengekomen. De dorpjes waar we doorheen komen lijken verlaten en we zien niemand onderweg. Mevrouw Collot knikt instemmend. De jongeren trekken weg uit de dorpen, alleen de ouderen blijven er wonen. Het ergste is dat ook de winkeltjes sluiten. Er is te weinig klandizie. Gelukkig is er nog de rijdende bakker en de rijdende slager, verder is ook niets meer in Outines, verzucht ze.
Als ik, eigenlijk al bang voor het antwoord, voorzichtig vraag of we kunnen eten in Outines schudt mevrouw Collot haar hoofd. De rijdende bakker komt pas morgenochtend acht uur weer en de slager komt maar een keer per week en die is net geweest. Hadden we dan geen eten bij ons? Er is een keukenblok in de gite communal, dus we kunnen er koken. Langzaam begin ik de etenswaren in mijn rugzak op te noemen.
'Een beetje brood, wat noten, een paar sneetjes ontbijtkoek.'
Ik praat steeds langzamer, in de hoop dat ze me onderbreekt en zegt dat zij wel voor ons zal koken. Wat als ze dat niet doet? Veel hebben we niet bij ons. Hoofdschuddend loopt mevrouw Collot de keuken uit. Even later komt ze terug met een glazen potje met grijs-bruine inhoud. Lever, denk ik en ik kijk Jeannette aan. We lusten allebei geen lever. Het potje wordt op tafel gezet en ze verdwijnt weer uit de keuken. Snel bestudeer het potje. Het heeft een Duits etiket.
'Geen lever', stel ik Jeannette gerust, maar wat het wel is kan ik niet zo snel zien. Mevrouw Collot overlegt met iemand. Haar man waarschijnlijk. Ze komt terug met een half stokbrood en een potje eigengemaakte jam. De koelkast gaat open en op de tafel worden nog een half pak melk, zes eieren en een pakje boter gezet. Ze kijkt ernaar alsof ze beoordeelt of dit voldoende is voor twee pelgrims om de avond door te komen en morgenochtend tien kilometer te lopen naar Chavanges waar een winkeltje is. Dan kijkt ze ons aan met een vragende blik. Dit heeft ze ons te bieden, we hoeven er niets voor te betalen. Ik vraag me nog af waar de tomaten, komkommer en andere groenten uit haar moestuin zijn, maar hiermee moeten we het doen. We bedanken haar uitbundig. Dit overleven we wel. Als we 's avonds buiten zitten bij het kerkje met een fles water beklaag ik me bij Jeannette.
'Jammer dat ze geen bier had. Ik had erg graag wat voor betaald.'
'Wees blij dat we eten hebben gekregen, ze heeft ons toch geholpen.' wijst Jeannette me terecht. Ze heeft gelijk. Ik houd mijn mond.
Twee dagen later staan we in La Villeneuve-au-Chene op een T-splitsing. Hier zou een chambres d'hotes zijn. Meteen links zie ik een duidelijk groen bordje op een muurtje. Hier is het al. Een kleine, tengere vrouw van eind dertig doet open. Ze zet koffie voor ons en we krijgen een prachtige grote kamer met alle voorzieningen. Onze vieze kleren kunnen we in een krat doen, dan zal zij ze wassen. We hebben eigenlijk alleen maar vieze kleren. In de tuin staan ligstoelen. Als we daar in liggen, komt ze langs. We wilden vast wel wat drinken. Ze hebben speciaal bier uit deze streek, gebrouwen door een Belg die hier is komen wonen. Wilden we een blonde of een brune? Die komt ze dan wel even brengen, want wandelaars, die moeten rusten.
Er was toch zo'n spreekwoord over God en Frankrijk. Ging dat niet over wandelaars?
-
02 Juli 2006 - 15:22
Marjon:
Lopen door zo'n stil gebied lijkt me heel mooi en bijzonder. Het wordt wat minder als je daardoor zo moeilijk aan eten kunt komen. Ik hoop dat jullie vooral genieten van jullie tocht, ondanks (kleine?) ongemakken die er vast ook zullen zijn.
groetjes van Rob, Marjon, Sven en Lynn
Reageer op dit reisverslag
Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley